De familie van de Bromelia werd vroeger in drie groepen gesplitst. Nu in meer ( 8 ) maar voor ons liefhebbers is de oude indeling, hoewel botanisch wellicht niet geheel juist meer, makkelijker en logischer. En eigenlijk is de kans dat e er mee fout zitten klein, want de verder afgesplitste telgen zijn goeddeels afwezig in verzamelingen.
De drie groepen (onderfamilies) zijn de bromelioideae, de pitcairnoideae en tillandsioideae.
De eerste zijn de bekende tropische, vaak spectaculair bloeiende rozetten. Bekende geslachten zijn Aechmea, Nidularium, Neoregelia, Billbergia, Cryptanthus en zo. Ze hebben vrijwel altijd stekels aan de bladeren.
Ook de Tillandsioidae zijn bekend in de huiskamer, vooral van Guzmania, Vriesea en Tillandsia. De Tillandsia zijn de meestal grijsgroene, vaak met kit aan kurk o.i.d. vastgelijmde planten die water opnemen door te dompelen. Een bekende is b.v. Spaans mos. Tillandsioideae hebben gladde bladeren.
De derde groep komen niet uit de tropen maar uit de droge gebieden en vind je eerder in cactus verzamelingen en in de botanische tuin in het cactus huis. Ook zij vormen rozetten en hebben als kenmerk dat zij allen zeer akelig kunnen steken.De stekels zijn zo gemeen dat menig dier er in is komen vast te zitten om ellendig om het leven te komen. De bekendste geslachten zijn Dyckia, Hechtia, Pitcairnia, en Puya. Het laatste geslacht, Puya, vormt nu formeel de kern van de Puyoideae. Ook het geslacht Brocchinia, die je wel aantreft bij de liefhebbers van de vleesetende planten, behoorde tot deze groep (nu tot de Brocchinioideae).
Een impressie:
Deuterocohnia (syn. Abromeitiella) brevifolia
Deuterocohnia meziana
Dyckia marnier-lapostollei
Hechtia stenopetala
Hechtia texensis
Puya chilensis
Brocchinia hechtioides (2x)
Alleen de Brocchinia is uit eigen collectie,
Ruud